De eeuw van Sonja Prins (Lidy Nicolasen)

In het verzorgingshuis waar ze tenslotte verbleef, waren veel bewoners bang voor haar. Klein, venijnig en niet ongevaarlijk. Sonja Prins was bijna blind en doof, maar liet niet over zich lopen.

Geboren in 1912, haar moeder was onderwijsvernieuwster en activiste, haar vader was non-conformist, vertaler en wereldreiziger. Haar jeugd was een zwervend bestaan. Api Prins, haar vader, sleepte zijn gezin mee naar Amerika en Canada, maar nergens werd het beloofde fortuin gevonden. Niet verwonderlijk dat de schoonfamilie niks van hem moest hebben.

Sonja was al vroeg actief als communiste, waardoor zij in de oorlog in kamp Ravensbrück terechtkwam. Daar vond ze wel de vriendschap die ze daarvoor en daarna gemist heeft. Zelfs de relatie met haar kinderen was uiterst moeizaam.

Ze schreef gedichten, in de jaren 50 werd ze als voorloper van de Vijftigers beschouwd, maar daar voelde ze weinig voor. Ook werd ze tegengewerkt omdat ze als communiste uiterst verdacht was. Ze leefde jarenlang als kluizenaar in een boshut, volgepropt met boeken, zonder luxe, oploskoffie met warm water uit de kraan.

Nicolasen heeft een prettige biografie geschreven, zonder zich paginalang te verliezen in details. Een krappe 300 pagina’s blijkt genoeg om een goede indruk te geven van een fascinerende vrouw en een boeiend, nogal wereldvreemd milieu.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *