Wanneer ben je een Fries? Wanneer maak je deel uit van die groep eigenzinnige, sentimentele (die Heerenveenfan die weer in het stadion zat en met tranen in de ogen naar het Friese volkslied luisterde, is een echte), zelfbewuste én onzekere noorderlingen? Flip van Doorn maakt elf (natuurlijk) reizen om het antwoord op die vraag te onderzoeken.
Van Rome tot in Denemarken, van de bron van de Rijn tot het Oerd op Ameland, Van Doorn ontsluit de Friese geografische en politieke ontstaansgeschiedenis. Volgens Rients Gratama blijkt de eigenzinnigheid van de Friezen al uit de keuze om zich te vestigen in een moeras dat met elke vloed gedeeltelijk onderliep. Niemand wilde er wonen, volkomen ongeschikt en juist dáár moest het gebeuren. Van Doorn verhaalt van de eerste vestigingen in dat onherbergzame moeraslandschap tot hij uiteindelijk antwoord op de bovengenoemde vraag vindt in de wachtruimte van station Leeuwarden.
Van kwaliteit krijg je zin, word je geprikkeld. Na een goede theatervoorstelling wil je zelf aan de slag gaan. Na dit boek krijg je zin om in de auto te stappen en de kust te volgen tot de brokkelige kust in Noord-Friesland in Denemarken. Waarom ben ik nog nooit naar de Ecokathedraal in Mildam geweest, de Alexanderkerk in Rinsumageest, de Stijl-museumwoning in Drachten? Nu reizen de komende zomer onder enig voorbehoud zal moeten gebeuren, lijkt dit een goed moment om deze leemtes te vullen.
Want al woon ik al veertig jaar niet meer in Friesland, ik hoor erbij. Het is nog altijd plezierig om Friesland binnen te rijden, om de taal te horen en te genieten van het Friese landschap. Niet met tranen in de ogen als die Heerenveensupporter, maar toch met het gevoel dat ik thuiskom.