Heerlijk weer, voorjaarsvakantie, overdag wandelen, schrijven aan een theatertekst en ’s avonds binnen zitten. Dat laatste is het enige écht vervelende aan die hele lockdown. Geen theater, geen bioscoop. Om toch iets te doen aan het bioscoopgemis heb ik de verzamelde films van 007 in huis gehaald. Als ik ze allemaal heb bekeken, kan ik hopelijk naar de nieuwste Bond in de bioscoop gaan kijken.
Het leuke van de films is dat de verhaallijnen min of meer inwisselbaar zijn. Er is een probleem, 007 heeft een krappe tijdslimiet, ontmoet een bijzonder meisje met wie hij het probleem oplost. In de volgende film begint alles weer van voor af aan.
In de loop der jaren zijn stunts en special effects veel spectaculairder geworden. From Russia with Love viel me ronduit tegen. De enige reden om hem toch uit te kijken was Sean Connery. Fijne acteur en de voornaamste reden dat de films zo beroemd werden. Connery was 32 toen hij (met toupet) debuteerde als Bond. Jong, atletisch en met een charmante twinkeling in zijn ogen. Op zijn 41e had hij er genoeg van, als we de onofficiële Bondfilm Never Say Never Again uit 1983 voor het gemak even buiten beschouwing laten.
Connery ging met Bond-pensioen en toen is er iets geks gebeurd: Roger Moore nam de rol over, een acteur die nota bene drie jaar ouder was dan Connery. Moore heeft van Bond een soort gedistingeerde heer gemaakt, terwijl Connery zeker in de eerste films iets onberekenbaars had. Hij was gevaarlijk, maar had ook de glans van de jeugd. Sinds Moore is de leeftijd van Bond gestegen.
Nee, dan Connery! Met een heerlijk Schots accent knokt, bluft en zoent hij zich naar de finish. Acteerde Roger Moore wel érg vaak met zijn ene wenkbrauw en relativerende opmerkingen, Connery bracht meer actie in zijn spel. Misschien dat hij er daarom ook eerder mee is opgehouden dan zijn opvolgers.