Jaren geleden ontdekten we dat je in het Oostblok als toerist beter in het Engels dan in het Duits een vraag kon stellen. Weliswaar werd Duits beter begrepen, maar, nou ja, die vervloekte oorlog.
Weil, een Joodse Tsjech, heeft de Stalintijd en de oorlog meegemaakt. Voor de oorlog slachtoffer van de anti-Joodse sovjetmaatregelen, in de oorlog ondergedoken in Praag nadat hij zelfmoord in scène had gezet en na de oorlog persona non grata omdat zijn boeken de Sovjets niet bevielen. Hoewel hij een overtuigd communist was, werden zijn boeken pas postuum uitgebracht.
Mendelssohn op het dak begint als een komisch verhaal. Reichsprotektor Heydrich, de Slager van Praag, ontdekt na een klassiek concert dat op het dak van het concertgebouw ook de Joodse componist Mendelssohn tussen de standbeelden staat. Dat beeld moet natuurlijk sofort verwijderd worden. De onderknuppels die dat klusje moeten klaren hebben geen idee wie Mendelssohn is en besluiten het beeld met de grootste neus dan maar omver te trekken. Maar dat blijkt nou net Richard Wagner te zijn, Hitlers lievelingscomponist.
Die slapstickscène aan het begin zet je volledig op het verkeerde been, want Weil toont in het vervolg het leven en sneven van verschillende Tsjechen. Niet in gruwelijke scènes, maar vol onderhuidse spanning. Geen vrolijk boek, geen Brave soldaat Švejk die de oorlog heerlijk belachelijk maakt. Laurent Binet zorgde met zijn bekroonde HhhH voor een opleving en herwaardering voor dit boek. Mooi verzorgd door uitgeverij Cossee, die ook de werken van Hans Fallada in fraaie edities uitbrengt.
Foto’s: Wagner en Mendelssohn, voor alle duidelijkheid.