Als ik leerlingen op school vraag wat ze willen worden, zijn er altijd een paar die ‘beroemd’ zeggen. Waarmee, dat maakt ze eigenlijk niet uit. De eindeloze stroom foto’s van zichzelf die ze posten zien ze waarschijnlijk als een veelbelovende start. Ervaringsdeskundige Raymond van het Groenewoud over roem: ”Je bent ongelukkig als jouw zelfbeeld niet overeenkomt met de waardering die je krijgt.”
In de film Mephisto (István Szabó) wil de acteur Hendrik Höfgen (prachtige, lullige naam) méér dan in de provincie in onbenullige blijspelen staan. Met zijn charme, slim gebruik van vriendschappen en talent weet hij carrière te maken in het Berlijn van de late jaren dertig. Daar wordt hij opgemerkt door de nazi-top. De minister-president, type-Göring, neemt hem onder zijn hoede en zijn loopbaan neemt een vlucht. Terwijl vroegere vrienden het land ontvluchten of worden vermoord, kiest Höfgen voor zijn mooie positie en de toenemende roem, maar wordt ook pijnlijk op zijn plek gezet door het regime.
Goede film, uit 1981. Dat wordt al duidelijk aan de jazz-ballet-scène in het begin. Ook valt op dat het straatbeeld in Berlijn merkwaardig leeg is. Tegenwoordig zijn dit soort scènes voller, al dan niet digitaal opgevuld. Is er bewust voor gekozen of was het een productie-technische oplossing?
Klaus Maria Brandauer is in topvorm als de opportunist Höfgen. Ik denk dat een acteur het sowieso fijn vindt om een acteur te spelen. Lekker overdreven spelen en veel gekke kostuums aantrekken. Maar het gaat natuurlijk over de lokroep van de roem. Voor iemand die zo op zichzelf gericht is als Höfgen, is het bijna onmogelijk om de roem te weigeren en bijvoorbeeld als figurant in Hollywood weer van voren af aan te beginnen. Wat moet je daar als je nú macht, aanzien en glansrollen hebt?
Ook Ischa Meijer wilde roem, of was het vooral aandacht? Geboren in 1943 in een joods gezin, met zijn ouders via Westerbork naar Bergen-Belsen getransporteerd en daar in ’45 bevrijd. Dat laat zijn sporen na in het gezin. De getraumatiseerde ouders zijn niet bij machte een normale liefdevolle band met hun kinderen op te bouwen, met treurige gevolgen. Als de zus van Ischa bijvoorbeeld voor haar kinderen een kerstboom optuigt, verbreken de ouders definitief het contact.
Ondertussen doet Ischa van alles om toch maar de aandacht en waardering van zijn vader te verdienen, tevergeefs. Het verdriet wordt gedempt met een grote mond, drank, drugs, vreetpartijen, hoerenbezoek en talloze vriendinnen, al dan niet resulterend in een huwelijk. Hij wordt beroemd, niet door een literair meesterwerk of theaterprogramma’s, maar door zijn interviews, op papier en tv. Dat zien we vaker, mensen die wanhopig proberen een werk van eeuwige waarde te maken, maar beroemd worden met iets anders. Ischa was journalist, iemand van de korte baan, die jaloers keek naar échte schrijvers. Een beetje vergelijkbaar met Martin Bril, ook zo’n krantenman. Ischa heeft zijn interviews nagelaten, maar wat blijft hangen van Martin Bril?
Voor buitenstaanders viel het allemaal niet zo op, ik vond die interviews meestal zeer de moeite waard. Kijk bijv. naar het veelgeroemde interview met Annie M.G.Schmidt waarin hij vasthoudend en met humor doorvraagt en niet tevreden is met gemakkelijke antwoorden.
In de biografie Alles gaat op vroeger terug – Ischa Meijer (1943 – 1995) (Annet Mooij) wordt alles op een rijtje gezet. Ik werd er niet vrolijk van, de nasleep van die rotoorlog die mensen belette normaal te leven. Dat Connie Palmen voor een relletje zorgde door Annet Mooij op twijfelachtige gronden aan te vallen, zorgde voor extra publiciteit. Dat past eigenlijk wel bij een biografie van Ischa Meijer.
Hoe dan met roem om te gaan? In een tv-item van Frank Evenblij legt Bert Visscher uit hoe hij ermee is omgegaan. Tijdens de Pabo begonnen met cabaretgroep Filter, daarmee kregen hij en zijn medespelers succes. De anderen kozen voor een baan en Bert ging solo. Hij stopte met lesgeven en gaf zichzelf een paar jaar om te kijken of er van te leven viel. Over die beginjaren schreef hij Dat wordt nooit wat (2021, eerder hier besproken) een hilarisch boek over onwillige/lege zalen en ander ongemak. Bert zette door, wilde beroemd worden, zoals hij in het interview uitlegt, wat ook weer ten koste ging van diverse relaties. Uiteindelijk kwam het succes, grote zalen, financiële onafhankelijkheid, vrouw, kind en innerlijke rust.
Jochem Myjer vindt het een schande dat Visscher nooit een echte cabaretprijs heeft gewonnen, daar doet Bert zelf niet al te moeilijk over. Hij vindt zichzelf geen cabaretier, maar een entertainer. Cabaret impliceert inhoud, maatschappelijke betrokkenheid en daar doet hij niet aan.
Nu, veertig jaar na zijn eerste programma, lijkt er een eind te komen aan de solocarrière. Dat zie je een ander niet doen is aangekondigd als een afscheidsvoorstelling. Op tijd stoppen, als het nog leuk is, kenmerkt het zelfinzicht van Visscher. De voorbeelden van theatermensen die te lang doorgingen is lang en treurig. Bert hoeft daar niet bij te staan. En gelijk heeft hij.
In de jaren tachtig zag ik hem voor het eerst, met Filter (heel gek, de andere spelers herinner ik me niet) en met een try out van zijn eerste soloprogramma. Binnenkort gaan we in Vlaardingen kijken naar zijn laatste voorstelling. Wat gaat hij hierna doen, een vrije productie? Bij Theater te Water heeft hij Shakespeare gespeeld, dat ging prima. Ik denk dat hij heel goed een verstandige keus kan maken. Roem is verleidelijk, maar niet ten koste van alles.
Evenblij met… Bert Visscher