Typisch: in de vakantie lees ik twee boeken per week. De rest van het jaar hooguit twee per maand. Als ik over een paar jaar met pensioen ga, hoop ik mijn vakantieritme vol te houden. Toen ik dat ooit aan een klas vertelde en verzuchtte dat ik dan maar honderd boeken per jaar zou kunnen lezen, zaten ze me aan te kijken alsof ze snot zagen branden.
Korte verhalen
Op mijn Havo-leeslijst in 1980 stonden maar liefst zeven verhalenbundels. De leraar Nederlands heeft nog de bundels van Joop Waasdorp, Bob den Uyl, J.M.A. Biesheuvel, Mensje van Keulen en Oek de Jong van me geleend, want de schrijvers waren nieuw voor hem. Korte verhalen zijn ook nu weer, aan het eind van het schooljaar, ideaal leesvoer.
Sa wie ’t sawat (Rink van der Velde)
Zoals ik maar een miniem aantal mogelijkheden van mijn digitale hulpmiddelen gebruik, zo spreken Willy en ik een beperkte versie van het Fries waar elke Friese taalpurist (en daar zijn er véél van) niet vrolijk van wordt. Fries dat door een jarenlang verblijf in Groningen en Rotterdam steeds Nederlandser wordt. Enige troost: ‘Better min (slecht) Frysk as gjin (geen) Frysk’, aldus Rink van der Velde.