Deze biografie van de dichter J.C. Bloem is een afgewogen combinatie van leven en werk. Nou ja, werk. Dat zijn alleen zijn gedichten en (boek)besprekingen, verder was Jacques Bloem niet ambitieus, nogal wereldvreemd en vooral lui.
Bloem heeft zijn hele leven terugverlangd naar zijn onbezorgde jeugd: een mooi huis, personeel, bezorgde en liefhebbende ouders. Alles wat daarna kwam, was minder. Moderne tijden en democratie waren geen verbetering. Niet verwonderlijk dat Bloem in de dertiger jaren lid werd van de NSB. Een stevig elitair bestuur in plaats van stemrecht voor het hele volk.
Hij trok zich terug in de literatuur. 20.000 boeken en een klein oeuvre dat in de Nederlandse cultuur is verankerd. Iedereen, gestudeerd of niet, begrijpt dat dit échte gedichten zijn. Er is smalend opgemerkt dat zijn gedichten vooral bedoeld waren om te reciteren, niet om te ontleden. Maar wat zou een gemiddelde dichter ervoor over hebben om tenminste één zo’n evergreen op zijn naam te hebben?
Vuur in de haard, een boek en een glas wijn, dat zou genoeg moeten zijn. Maar Bloem had grote moeite zich te vestigen. De baantjes die hij had leverden te weinig op, na korte tijd had hij genoeg van elke baan en nieuwe woonplek. Een onbezorgd bestaan, een erebaantje en genoeg geld en tijd om te schrijven zat er in Nederland niet in. Zijn leven lang werd hij achtervolgd door schuldeisers. Boeken en drank zijn dure hobby’s.
Toch weer een fijn weerzien met Bloem. En het is natuurlijk boeiender om te lezen over een dranklustige bohémien (leuk drankspelletje: wie lepelt als snelste een bord jenever leeg?) dan een brave burger met een geregeld en rimpelloos bestaan.