Maj Sjöwall is vorige maand overleden, 45 jaar na haar man en medeschrijver Per Wahlöö. Tussen 1965 en 1975 schreven ze tien misdaadromans over het team van inspecteur Martin Beck. De boeken worden nog steeds herdrukt en een aantal is verfilmd.
Ik las ze voor het eerst op de middelbare school, het exemplaar van De gesloten kamer is van 1977, eerste druk. Na de eerste boeken in de reeks heb ik telkens een nieuw deel meteen gekocht. De boeken zijn los te lezen, maar leuker is de personages gedurende tien jaar te volgen. Ze hebben allemaal hun goede en minder goede kanten, dat maakt hen sympathiek. De running gags zijn grappig, zo verliest rechercheur Gunvald Larsson ieder boek een set dure maatkleding tijdens de uitoefening van zijn beroep.
In de loop van de reeks krijgt maatschappijkritiek een steeds grotere rol. Is er een vorser die heeft geteld hoe vaak er in de reeks sprake is van gepensioneerden die van hondenvoer moeten leven? Of van zwervers of alcoholisten die door overijverige agenten in elkaar worden gemept? Het laatste woord in de reeks is niet voor niets ‘Marx’.
Vroeger las ik Agatha Christie, later de verhalen van Sherlock Holmes, maar de Sjöwall & Wahlöö-boeken zijn de enige detectives die ik soms herlees. En van de tien delen is De gesloten kamer mijn favoriet omdat Martin Beck hier Rhea Nielsen ontmoet. Een sociale, intelligente, vrijgevochten vrouw die om de haverklap boterhammen met tomaat en kaas uit de oven maakt en Beck op het juiste spoor zet om zijn zaak op te lossen. Typisch is dat in dit deel een andere misdadiger onbestraft blijft. Als iemand in een verrotte maatschappij de wet overtreedt, is dat in sommige gevallen kennelijk toegestaan.